Spekdikken


Rond de jaarwisseling zijn er veel eeuwenoude tradities die in stand worden gehouden. Oliebollen, vuurwerk, kloksmeer, kniepertjes en nieuwjaarsrolletjes...
Zo’n dertig jaar geleden maakte ik voor het eerst kennis met een wat minder bekende: Spekdikken. Het was onze eerste jaarwisseling op ‘t Groninger land, we waren vanaf de Veluwe naar het Oldambt verhuisd. M’n ouders kochten een huis met een behoorlijke lap tuin, schuin tegenover de Nederlands Hervormde kerk van Noordbroek. Een buurtgenoot kwam op Oudejaarsdag een stapeltje spekdikken brengen. Dat hoort bij spekdikken: enorme stapels bakken en uitdelen aan ieder die je tegenkomt!
In andere streken tref je ze zelden, het is echt een specialiteit van de Veenkoloniën. En ook wel op de schrale gronden van de kop van Drenthe, Ost-Friesland. Een kleine boer of goede arbeider kon in ‘t voorjaar van z’n spaarcenten een mestvarken kopen. Deze werd vetgemest met allerlei soorten afval, en kreeg daarbij ook brij van gekookte rogge. In november brak de tijd van de huisslacht aan. Buurtgenoten kwamen beurtelings elkaars resultaat bewonderen: wanneer het spek en de hammen aan ‘de wieme’ (ruimte bij het plafond van de schoorsteenmantel) vond het ‘vetpriezen’ plaats. Daarbij werden flink wat borreltjes geschonken.


In november vonden tevens de jaarlijkse afrekeningen plaats, van pacht en openstaande vorderingen. Midwintertijd was een tijd om terug te kijken, was het een vruchtbaar jaar? Geld was er meestal niet, het kapitaal zat ‘m in het vlees aan de balk en de voorraden in de kelder. Bij feestelijke gelegenheden kwamen er speciale lekkernijen op tafel. Spekdikken is er een voorbeeld van. Overgebleven gerst en rogge werd bij de plaatselijke molenaar tot spekdikkenmeel gemalen. Het beslag kent enige varianten, hoofdbestanddelen zijn rogge- en gerstemeel, stroop, water of melk.


Soms werd het beslag een dag van te voren gemaakt, maar er zijn ook recepten met een halfuurtje rusttijd.
Voor elke wafel wordt een lepel beslag op het ijzer gelegd, met plakjes worst en spek en samen tot een wafeltje gebakken. Vroeger een intensief werk, bij de opgestookte kachel en een zwaar ‘nijjoarsiezer’. Tegenwoordig een gemakkelijk werkje, met een elektrische wafelmaker.


Uit een anoniem, handgeschreven kookboek komt mijn recept voor spekdikken. Het boekje is zo'n 150 jaar geleden geschreven en komt dus uit de regio Oost Groningen, Noord/Oost Drenthe. 

Spekdikken
Neem 1 pond gerstemeel en 1 pond fijn roggen, 1 pond siroop en een weinig anijszaad en meng dit met putwater tot een dik beslag. Wanneer men begint te bakken doet men eerst een goede lepel mengsel in het ijzer en legt er dunne plakjes spek en gerookte varkensworst op. Men zorge vooral voor een goed vuur.


Neem 250 gram gerstemeel, 250 gram roggemeel, een snufje anijszaad en roer er 250 ml blanke stroop met 250 ml water doorheen. Laat het beslag een halfuurtje staan. Wanneer het beslag nog erg vast is, kun je er nog iets water doorheen roeren. Het moet een papachtige dikte hebben, steviger dan pannenkoekenbeslag. Vet de bakplaten van het wafelijzer in met boter (of spekzwoerd of reuzel). Laat het ijzer goed heet worden. Leg nu steeds een lepel beslag op de plaat, ik gebruikte hiervoor een juslepel. Leg een reepje spek en 2 of 3 plakjes worst op het beslag, in het midden. Druk nu het wafelijzer stevig dicht, zodat het beslag goed uitvloeit. Bak ze ca. 5 minuten. Niet te lang, dan worden de randen taai. De bakplaten elke keer weer lichtjes invetten.

Meer info over Oost-Groninger eindejaars eetgewoonten vind je op deze pagina van familie Bos, uit Oude Pekela.




Reacties

Populaire posts